Schriftelijke taalvaardigheid | ZLKLS: |
Spelling
Klankzuivere tijdvak ‘je schrijft het woord zoals je het hoort’ |
|
De medeklinkers (uit het letterbeeld)
|
b,d,f,g,h,j,k,l,m,n,p,r,s,t,v,w,z (geen c,q,x) |
De klinkers (uit de gevoelsstemmingen)lange klanken, korte klanken en tweetekenklanken |
aa,ee,oo,uu a,e,i,o,u, oe,ie,ij,ei,ui,eu,ou,au |
|
bos, raam, boek |
mkmm–woorden |
bast, vaart, lijst |
|
pret, kloek, staal |
|
prins, broers |
eind –f/-s woorden (geen v of z op het einde van een woord) |
|
ou-au met de /au/ plaat woorden ‘Staat het woord op de au plaat? Dan de Atje au. Staat het niet op de au plaat? Dan de Otje ou.’ |
blauw, saus |
ij-ei met de /ei/plaat woorden; ‘Staat het woord op de ei plaat? Dan de korte ei. Staat het niet op de ei plaat? Dan de lange ij.’ |
trein, reis |
Woorden van de vriendjesflat -rf, -lf, -rg, -lg, -rk, -lk, -rm, -lm, -rp, -lp, -rn |
arm, park, melk |
sch- schr- ‘sg mag niet’ |
schat, schrik |
samengestelde woorden |
|
Niet klankzuivere tijdvak (begint in de eerste klas, loopt door in tweede klas) |
|
In dit tijdvak de hakwoorden (Cat. 1.) ook gaan uitbreiden |
|
|
helpt, kerst |
|
stompt |
|
spreek, strik |
|
stroopt, straks |
De stomme letter e (onbeklemtoonde e) |
de, me, je, te |
wachtwoorden -cht; Cat. 2. ‘korte klank +cht, met de /ch/ van wacht, behalve bij: hij ligt, hij legt, hij zegt.’ |
wacht, vlecht |
ch met het versje ‘ach, och, wat een pech toch, lacht het joch’ |
lach, och |
fopletterwoorden -eer, -oor, eur; Cat. 3. ‘Ik hoor de /i/, maar schrijf de ee, ik hoor de /o/, maar schrijf de oo, ik hoor de /u/, maar schrijf de eu |
beer, koor, deur |
bankletterwoorden -nk; Cat. 4. ‘Er mag geen /g/ tussen’ |
bank, drink |
ringletterwoorden -ng; Cat. 5. ‘/ng/ schrijf ik net als ring’ |
zing, lang |
drietekenklankwoorden -aai, -ooi, oei; Cat. 6. ‘Ik hoor de /j/, maar schrijf de i’ |
fraai, mooi |
langermaakwoorden -d/t; Cat. 7. ‘Als ik een /t/ aan het eind hoor, langer maken, dan weet ik of ik een t of een d moet schrijven’ |
hond, paard |
viertekenklankwoorden -eeuw, ieuw; Cat. 8. ‘Vergeet de /u/ niet’ |
leeuw, nieuw |
|
Voorbeelden |
Herhaling van vorig jaar: |
|
moeilijkere hakkaartwoorden (mm)mkm(mmm) |
spreekt, fiets, braafst |
categorie 1-4 |
|
categorie 5-8 |
|
ei plaat |
|
au plaat |
|
|
|
Nieuw: |
|
voorvoegsels woorden met ge-, be-, ver-; Cat. 9. |
begin, verdienen, gebruik |
verkleinwoorden woorden met –je, -tje of –pje; Cat. 10. |
jasje, tuintje, bloempje |
klankvoetenwoorden Cat. 11. met: langeklanken, korte klanken, tweetekenklanken en twee verschillende medeklinkers |
lopen, mussen, dieren, melken |
achtervoegsels, woorden met –ig, -lijk; Cat. 12. |
zielig, vrolijk |
woorden met –uw (inprenten) |
duw, ruw |
klankvoetenwoorden met s-z verandering in meervoud |
laarzen, dazen |
klankvoetenwoorden met f-v verandering in meervoud |
duiven, golven |
woorden met onbeklemtoonde aa; aa-lijst woorden |
kanaal, lawaai |
klankvoetwoorden, of bankletterwoorden met -elen/ -eren/-enen |
wandelen, kinderen, rekenen, winkelen |
|
|
Uitbreiden: |
|
hakkaartwoorden; samengestelde woorden twee of meer woorden aan elkaar. ‘Ik volg de regels van de losse woorden’ Cat.1. |
herfststorm, fietstas, kaasschaaf |
klankvoetenwoorden met –el, -er, Cat. 11. stomme e doffe uh-klank zonder klemtoon. ‘Ik schrijf een e’ |
vlieger, lepel |
langermaakwoorden; woorden met –b; Cat. 7. |
eb, web |
klankvoetenwoorden met –a, -o of –u; Cat. 11. |
vla, stro, nu |
woorden met 2 categorieën in een woord |
behang, gehoor |
woorden met 3 categorieën in een woord |
vergissing, gewoonlijk |
klankvoetenwoorden met 2x klankvoet; Cat. 11. |
krokodil, pinda |
uitgebreide ei-plaat klankvoeten woorden |
reiger, meisje |
uitgebreide au-plaat |
kauwen, pauze |
|
voorbeelden |
hoofdletters aan het begin van de zin en bij namen |
|
interpunctie: punt en vraagteken aan het eind van de zin, komma bij opsommingen |
|
|
|
Herhaling (ook op moeilijker niveau) |
|
Categorie 1 tm 12 + en |
nachten, gooien, geuren |
Categorie 1 tm 12 + er |
zanger, wachter |
Woorden met twee of drie categorieën in een woord |
draaideuren, nieuwsberichten |
Uitgebreide ei-plaat |
treinreis, scheiding |
uitgebreide au-plaat |
kabeljauw, augustus |
woorden met -elen/ -eren/-enen |
wandelen, kinderen, rekenen |
Woorden met onbeklemtoonde a, a-lijst woorden |
papier, papegaai |
Voorvoegsels+ klankvoetenwoorden |
bezwaren, gescheiden |
|
|
nieuw |
|
woorden met ie-> i kilo-literwoorden ; Cat. 13 ‘i-verhaal’ |
kilo, liter |
’s woorden; Cat. 14. ‘de komma + s vervangt des’ |
’s morgens, ‘s middags |
cent-woorden; Cat. 15. ‘Ik hoor /s/ maar schrijf de ‘c’ |
cent, citroen |
’s woorden; Cat. 16. in meervoud of bezittelijk ‘wanneer aan het eind van een woord de tekendief de baas is, komt er een komma /s/ |
oma’s, auto’s |
tsie -> tie woorden; Cat. 17. ‘Ik hoor tsie, maar schrijf tie’ |
vakantie, politie |
cola-woorden; Cat. 18. ‘ik hoor /k/, maar schrijf ‘c’ |
cavia, cultuur, cola |
isch-woorden; Cat. 19. ‘ik hoor /ies/, maar schrijf ‘isch’ |
logisch, Belgisch |
Schrijfwijze bijvoeglijke naamwoorden incl stoffelijke |
|
|
voorbeelden |
Herhaling (ook op moeilijker niveau) |
|
Cat. 1 tm 12, 3 categorieën in een woord |
Zie klas 3 |
Ei- plaat |
-zie map- |
Au- plaat |
-zie map- |
Hoofdletters |
Zie klas 3 |
Interpunctie |
Zie klas 3 |
Cat. 14 tm 19 |
Zie klas 3 |
|
|
Uitbreiden |
|
langermaakwoorden op -heid/-teit; Cat. 7. |
wakkerheid, muzikaliteit |
verkleinwoorden -aatje-ootje-uutje; Cat. 10. |
parapluutje, autootje |
verkleinwoorden –nkje, etje; Cat. 10. |
koninkje, lammetje |
kilo-literwoorden ie->i; Cat. 13. met –ieel/ -iaal |
prieel, liniaal |
kilo-literwoorden ie->i; Cat. 13. met –ion |
station, nationaal |
klankvoetenwoorden met ueel, uaal; Cat. 11. |
eventueel, ideaal |
|
|
nieuw |
|
Grondwoord + -ste, -te, -de |
breedte, grootte, wijdste |
Voor categorie 20-27 geldt: ‘Ik hoor…maar ik schrijf:...’. Meest voorkomende woorden inprenten. De andere regels in het woord blijven gebruiken! |
|
taxi woorden; ik hoor /ks/ maar ik schrijf ‘x’ Cat. 20. |
|
chef woorden: ik hoor /sj/ maar ik schrijf ‘ch’ Cat. 21. |
|
thee woorden: ik hoor /t/ maar ik schrijf ‘th’ Cat. 22. |
thee, theater |
café woorden Cat. 23. |
café, logé |
cadeau woorden: ik hoor /oo/ maar ik schrijf ‘eau’ Cat. 24. |
cadeau, niveau |
route woorden: ik hoor /oe/ maar ik schrijf ‘ou’ Cat. 25. |
route, journaal, douche |
garage woorden: ik hoor /zju/ maar ik schrijf ‘ge’ Cat. 26. |
garage, horloge |
hobby-gym woorden; ik hoor /ie/ maar ik schrijf ‘y’, ik hoor de /i/ maar schrijf de ‘y’ Cat. 27. |
hobby, pony, type, gym, symbool |
trema woorden; we gebruiken de trema om het woord goed uit te kunnen spreken; Cat. 28. |
officiële, ruïne, België |
|
|
Werkwoordsvervoegingen: |
|
vervoegingen in de onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT): laat bij ieder zinnetje de persoonsvorm onderstrepen |
hij wandelt, zij redt, het regent |
vervoegingen in de onvoltooid verleden tijd (OVT) |
hij wandelde |
voltooid verleden tijd (VVT) |
hij heeft gewandeld |
|
vb |
Herhaling (ook op moeilijker niveau) |
|
Categorie 1-28 |
Zie klas 4 |
Hoofdletters en interpunctie |
Zie klas 4 |
Categorie 1-28 met uitbreidingen |
Zie klas 4 |
|
|
Uitbreiden |
|
tremawoorden -iële Cat. 28. |
materiële, industriële |
|
|
nieuw |
|
woorden met –air; ik hoor /er/ en schrijf ‘air’ Cat. 29. |
militair, populair |
tussenstreepje Cat. 30. |
na-apen, zee-egel ex-minister, niet-roker |
woorden met –oir -Franse leenwoorden Cat. 31. |
trottoir, abatoir |
woorden met de tussen n Cat. 32. |
pannenkoeken, zonnesteek |
trema meervoud Cat.33. |
oliën, ideeën, melodieën |
|
|
Herhaling werkwoordsvervoegingen: |
|
vervoegingen in de onvoltooid tegenwoordige tijd |
ik reis, hij wordt, zij herhaalt |
vervoegingen in de onvoltooid verleden tijd |
ik reisde, het werd, |
vervoegingen in de voltooid verleden tijd |
ik heb gereisd, wij hebben herhaald |
Nieuw: |
|
interpunctie bij de directe rede |
Hij: ”Ja.” |
interpunctie bij opsommingen |
Iedereen keek: 1, 2, 3 en 4. |
Herhaling en uitbreiden |
|
Categorie 1-33 |
Zie klas 4 en 5 |
|
|
Nieuw en niet in opbouw zo leer je kinderen lezen en spellen terug te vinden |
|
|
|
tussenletters –n en –s- in samenstellingen Cat.32 |
pannenkoek dorpsschool |
koppelteken in samenstellingen Cat. 30. |
e-mail, zonne-energie |
samenstellingen die los geschreven worden |
1 aprilgrap, viptribune |
meervoud van woorden op onbeklemtoonde –es, -ik of -et |
lemmeten, monniken |
stoffelijke bijvoegelijke naamwoorden |
houten, zilveren, wollen |
accenten, gebruik van apostrofteken, verkleinwoorden |
appel, ge-sms’t, dinertje |
Hoofdletters en interpunctie ook bij samengestelde zinnen |
|
|
|
werkwoordspelling |
|
werkwoordspelling: Maak gebruik van een vast stroomschema ‘hoe moet ik hier denken?’ |